Schrijvers, predikanten, leraren

 

 

 

De vanuit Nederland weggevluchte doopsgezinden ontleenden ver weg in het Poolse hun identiteit niet alleen aan hun keuken, kleding en geloof. Ook spraken zij een eigen taal. Deze werd op dorpsschooltjes onderwezen. Men leerde schoonschrijven, borduren, gedichten declameren en liederen zingen, alles in het vertrouwde Platdiets. Mogelijk dat dit een voedingsbodem is geweest voor de letterkundige kwaliteiten binnen de familie Andriessen.

 

De invloeden van de schrijfvaardige families Toens en Boudewijns zijn onmiskenbaar, als de familie Andriessen vanuit Polen terugkeert naar Haarlem. Via huwelijken en afstamming krijgt het schrijverstalent van de Andriessens zo een flinke impuls.

 

Maar met alleen talent komen getalenteerden niet ver. Er moet ook gelegenheid zijn om talenten tot ontwikkeling te brengen. Daarvoor zorgden de regenten van de Doopsgezinde Wezenzorg in Haarlem eind achttiende eeuw.

 

Mede dankzij deze regenten kon Jacob Andriessen zijn gaven ontwikkelen en doorgeven aan latere generaties.